Vlaamse Onafhankelijkheid

België is niet la Belgique

Ik ben net terug van een week congres in Montreal, een altijd leerrijke bestemming voor Belgen. Op straat hoor je daar zowat evenveel Frans als Engels. Maar alles wat officieel is, is eentalig Frans: straatnaamborden, info op de bus, de omroepstem op de metro enz. Als Vlaming voel je een zekere sympathie voor de strijd van het ‘kleine’ Frans in Montreal tegen de wereldtaal Engels.

De harde taalpolitiek van de Québécois en de weigering om faciliteiten toe te staan aan het Engels, heeft resultaat gehad: het Frans behoudt zijn belangrijke plaats in Montreal. En al dan niet als gevolg van de rechtlijnigheid van de francofonen: de meeste Engelstaligen kennen hun plaats en leren ook gewillig Frans.

Uitzonderlijk hoor je een Québécoise wel eens foeteren omdat ze in een winkel niet in het Frans bediend werd (c’est honteux!), waarbij je als Vlaming dan eens meewarig glimlacht en begrijpend knikt. Maar globaal genomen functioneert Montreal als een duale stad, met een blijvende plaats voor de Franstaligen. Je vraagt je dan onwillekeurig af of Brussel en de Rand ook evenwichtiger geworden zouden zijn zonder faciliteiten en met meer taalpolitieke rechtlijnigheid zoals in Montreal.

Na de relatieve taalharmonie van Montreal is het ontnuchterend om thuis te komen in een Belgische verkiezingscampagne van allen tegen één. Met een relatief harde pers voor wat Vlaams-nationalistisch is, met een relatief zachte pers voor wat Belgisch-nationalistisch is.

Gisteren blokletterde De Standaard bijvoorbeeld in één krant: “Michel versus De Wever: Dit is belachelijk, dit is demagogie” (op voorpagina én verkiezingspagina’s), “De N-VA veroorzaakt instabiliteit” en “N-VA begint oorlog over Brussel”. Nu mag ik al grote bedenkingen hebben bij elke vorm van nationalisme, ik heb dat ook bij deze eenzijdige opeenstapeling van citaattitels.
Wat ik mis, is het moeilijkere journalistieke Wetstraatwerk, over de fundamentele historische ontwikkeling van de toevallige staatkundige constructie die België heet.

Twee opvattingen over België botsen immers frontaal. Het 19de-eeuwse beeld over de natiestaat la Belgique is nog dominant in het zuiden (CDH haalt zelfs een 19de-eeuwse slogan uit de mottenballen), terwijl een modern, maar soms wat naïef concept van een 21ste-eeuws en multicultureel België verdedigd wordt in sommige linkse kringen in Vlaanderen. De clash was bijzonder duidelijk tijdens de pro-België-betoging in 2007 en het betoginkje in 2010. De weinige Vlamingen die daarop aanwezig waren, stelden vast dat de overgrote Franstalige meerderheid daar nauwelijks een woord Nederlands kende. In het dominante concept van la Belgique is dat ook niet nodig.

Zo zijn er de voorbije weken vrij kritiekloos verhaaltjes gepubliceerd over de droom van een volledig tweetalig België. Terwijl er natuurlijk al lang een officieel tweetalig gewest bestaat, maar die tweetaligheid is in Brussel (i.t.t. in Montreal) een absolute mislukking gebleken. Zoals Louis Tobback onlangs nog zei: bij elke onderhandeling (of het nu over misdaadbestrijding of over BHV gaat) eist Brussel twee zaken: meer geld en versoepeling van de taalregels (concreet: minder kennis van het Nederlands). Dit illustreert perfect waarom het moderne België-concept waar links in Vlaanderen voor pleit, in Franstalig België hoogstens een marginaal verschijnsel is. Dit is de essentie van de Belgische tegenstelling. De Wetstraatjournalistiek geeft vaak de indruk dat België en la Belgique elkaars bondgenoten zijn, terwijl ze mekaar veeleer uitsluiten.

Dit fundamentele conceptuele verschil verklaart ook waarom àlle Franstalige partijen voorstander zijn van een uitbreiding van Brussel en de facto de taalgrens niet aanvaarden. Het gaat niet om wat doldriest verkiezingsdiscours van Maingain en Milquet, zelfs Ecolo schrijft letterlijk in zijn programma: “l’élargissement des frontières actuelles de la Région de Bruxelles-Capitale devrait également être inscrit à l’ordre à jour. »

Dit is dan ook een oproep aan progressieve denkers en journalisten om eindelijk boven die onoplosbare Belgische tegenstelling uit te stijgen. Het middel om dat te doen ligt voor de hand: Nederland. Ik hoor sommigen meteen steigeren en uitroepen: “Met die Hollanders samen, dat nooit!” Ik heb daar drie opmerkingen bij.

Ten eerste: moeten we ons in Vlaanderen niet eens zelfkritisch afvragen waar dat simplistische Nederlandbeeld in onze geesten vandaan komt? Linkse vrienden die vinden dat we probleemloos moeten kunnen samenleven met exotische culturen en religies, klagen Nederlanders aan als “te vlot” en “calvinistisch”. Zegt dit niet meer over onszelf dan over Nederland? Over een Belgische context en indoctrinatie die ons anti-Nederlands gestemd hebben, zonder dat we daar gegronde redenen voor hebben? Is zelfkritiek hier niet dringend gewenst? Onze noorderburen hebben geen heilstaat gecreëerd, maar hebben wel een uitstekend en tolerant imago over de hele wereld (oneindig veel beter dan het Belgische), geen pensioenbom, geen huizenhoge staatsschuld, goed werkende politieke structuren enz. Een regering valt in Nederland over een ideologische tegenstelling, dat zou een politiek godsgeschenk voor ons zijn. In België valt de federale regering over een primitieve invulling van ethnic voting (want dat zijn Franstalige eenheidslijsten in Vlaanderen natuurlijk).

Ten tweede: ik pleit hier helemaal niet voor een staatkundige unie tussen Vlaanderen en Nederland. Want dan zou ik ook vervallen in het oude natiestaatdenken. Ik pleit wel voor heel concrete samenwerking op veel meer vlakken dan nu het geval is. Waar dat al gebeurt (onderwijs, cultuur), verloopt het relatief probleemloos. Mijn ervaring is telkens dezelfde: zeker ten zuiden van de Moerdijk (niet toevallig heet het daar Brabant en Limburg, niet Holland) wordt de term ‘Vlaams’ met veel sympathie bejegend. Terwijl le flamand in Brussel nog dagelijks, jammer genoeg, een scheldwoord is. Een fundamenteel verschillend uitgangspunt. Er zijn talloze samenwerkingsgebieden denkbaar: ontwikkelingssamenwerking, verkeerswetgeving, delen van het buitenlands beleid, delen van het economisch beleid enz. Aangezien rechtse nationalisten dit gebied braak laten liggen, is het een buitenkans voor progressieve politici om zich te onderscheiden met creatief-communautaire voorstellen. Vaak wordt Vlaanderen verweten dat het “te klein” is. Welnu, meer concrete samenwerking met Nederland zou het tegendeel bewijzen. De schaalvoordelen die soms in pro-Belgische betogen aangehaald worden, gelden in overtreffende trap voor samenwerking met Nederland. Nederland is een stuk groter dan België, heeft een veel opener, kosmopolitisch imago. Op een moment dat Europa worstelt met zijn natiestaten, zouden Vlaanderen en Nederland een progressief model van postnationale samenwerking kunnen uittekenen. Confederale samenwerking, voor wie het zo wil noemen. Als een voorbeeld voor meer genormaliseerde samenwerking met onze Franstalige zuiderburen. Is goed nabuurschap niet veel belangrijker dan hardnekkig en nationalistisch vasthouden aan het voortbestaan van België in een of andere vorm? Een staatsorganisatie is geen doel op zich, maar een middel. Welnu, als België fundamentele tegenstellingen niet kan overstijgen, is het dan niet uiterst conservatief om willens nillens die oude natiestaat te willen behouden?

En ten derde: waarom is Nederland zo afwezig in het huidige communautaire zwartwitverhaal? Waar zijn de journalisten die deze steriliteit overstijgen? Veel aandacht voor Wallonië (allerlei documentaires, persoverzicht, rubriek in De Zevende Dag) is lovenswaardig, maar als het daartoe beperkt blijft, krijgt het al snel een Belgisch-nationalistisch tintje. Waar blijven de reportages over onze gemeenschappelijke geschiedenis met Nederland, over Vlaamse en Brabantse invloeden in Nederland, over dezelfde taal met een ander accent, over het separatisme van 1830? Een perfecte opdracht voor, bijvoorbeeld, een openbare omroep. Who’s afraid of the Dutch?
---